vragenuurtje

Agroforestry Proefpercelen: Inloopvragenuurtje met Louis Bolk Instituut 

Op 18 december 2024 werd er vanuit het project Agroforestry Proefpercelen een vragenuurtje georganiseerd voor de deelnemende boeren. Op deze pagina vind je alle vragen met antwoorden terug. De vragen zijn onderverdeeld in de onderwerpen: windhaag, bodem voorbereiding, planten, afzet, monitoring en demonstratie bedrijf.

Vragen en antwoorden

Windhaag

1. Hoe dicht moet een windsingel zijn om functioneel te zijn?
– Dat is afhankelijk van meerdere factoren, zoals oriëntatie t.o.v. dominante windrichting. Schuin op de windrichting is het beste, dan buigt de wind af. Loodrecht op de windrichting kan zorgen voor windblokkade en kan een ‘valwind’ achter de windhaag veroorzaken. Om dit te voorkomen kun je ook de windhaag halfdoorlatend maken, met hoogteverschillen etc. Doel is wind remmen en afbuigen en niet blokkeren.

Bodem voorbereiding

2. Moeten we bodemmonster nemen voor nutriëntenhuishouding en eventuele bemesting of bekalking?
Ja kan nuttig zijn, N en P zal niet snel een probleem zijn, maar mogelijk wel K, Ca of andere mineralen.

3. Is het zinvol om de strook langjarig grasland waarop de bomen komen een jaar van tevoren al om te spitten?
Niet per se. Het kan voordelen hebben, zo kan spitten bijvoorbeeld het gras al wat verzwakken en verteren waardoor nutriënten vrijkomen. Spitten kan ook nadelen hebben, zoals de vestiging van onkruiden.

4. Hoe krijg je op grasland de bodembiologie voor boomsoorten op gang, met bijvoorbeeld de juiste schimmelsoorten?
Vaak zijn er nog wel sporen aanwezig vanuit het verleden. Zakje mycorrhiza schimmels in plantgat toevoegen zou kunnen helpen. Schepje grond bij volwassen boom vandaan halen en in plantgat toevoegen zou ook kunnen helpen. Compost of houtsnippers toevoegen kan ook helpen om bacteriën en schimmels aan bodemleven toe te voegen. Houtsnippers onderdrukken ook gelijk het gras.

Planten

5. Wat moet je goed doen als je wilt dat zo veel mogelijk bomen aanslaan na het poten op grasland?

Belangrijk is dat alles vóór en tijdens poten goed gaat, denk hierbij aan:

  • Juiste boom op juiste plek: passen bij bodem en wateromstandigheden. Dit kan soms heel lokaal op percelen verschillen. Als een plantgat binnen een minuut vol water staat (het waterpeil blijkt hoger dan verwacht) is het geen goed idee om daar soorten in te zetten die daar niet tegen kunnen (zoals walnoot). Dan moet er iets aan de waterhuishouding gebeuren, een iets hoger plekje gezocht worden of een andere soort geplant worden.
  • Planten onder juiste omstandigheden: liefst eind najaar, niet bij vorst.
  • Vochtig houden van wortels plantgoed tot aan het moment van planten, bijvoorbeeld door een vochtige juten zak. Dus niet dag van tevoren boompjes klaarleggen naast het plantgat terwijl het hard waait. Dan verdrogen de wortels en sta je 1-0 achter.
  • Groot genoeg plantgat graven, maar niet te groot. Te groot zorgt voor instabiliteit. Te klein zorgt voor draaiwortels.
  • Plantgoed diep genoeg planten, maar niet te diep. Wortelhals moet op maaiveldniveau zijn, alle wortels onder de grond.
  • Losse grond (geen dikke kluiten) rond wortels aanbrengen en goed tussen wortels laten vallen (bijv door zachtjes aan boom te schudden), en luchtkamers te voorkomen. Grond aanduwen zodat de wortels contact maken met de bodem, niet hard aanstampen.
  • Bij hoog plantgoed (>1.5m) boompaal/palen zetten ter bescherming van wind. Bij risico op wildschade vraatnetjes aanbrengen. Bij combinatie met vee goed afrasteren.
  • Bij droogtegevoelige grond: irrigatiesysteem aanleggen, bijv drupirrigatie. – Tot en met 2 jaar na poten bodem vochtig houden en liefst zoveel mogelijk gras/onkruidvrij, op wat voor manier dan ook: houtsnippers, compost, worteldoek, schapenwol, gras/hooi, schoffelen of bodembedekker zoals witte klaver inzaaien. – Jaren daarna blijven checken of boombescherming/boompalen in goede staat zijn en er geen binddraadjes ingroeien

Afzet

6. Hoe houtoogst verzorgen?
In bosbouw wordt op verschillende manieren hout verkocht, bijvoorbeeld ‘op stam’ (waarbij koper zelf boom moet vellen en transporteren) of op rondhoutveilingen, waar mooie stammen per opbod verkocht worden. Mogelijk kan voor een kleine partij hout met speciale eigenschappen ook directe samenwerking met bijv. meubelmaker gezocht worden.

Monitoring

7. Hoe kun je monitoring koppelen aan agroforestry proeflocaties? Wat kan boer zelf monitoren? Welke koppeling is te maken met studenten/onderwijs/onderzoek?
– Yuverta-studenten zijn langs geweest bij bepaalde boerderijen om metingen te doen naar waterkwaliteit – NMU heeft contact met UU om te monitoren in agroforestrysystemen
– Bram Wendel en Evert hebben factsheet over monitoring in agroforestrysystemen gepubliceerd. Door die monitoringsmethoden aan te houden kan verzamelde data tussen bedrijven vergeleken worden.
– Advies: neem contact op met de milieufederatie in jouw provincie over de mogelijkheden.

Demobedrijf

8. Hoe kun je demonstratiebedrijf zijn voor collega’s en omwonenden?
Bedenk goed, wat maakt jouw bedrijf uniek?
– Community opbouwen en vasthouden kan veel tijd kosten. Belangrijk helder te hebben: wat is je doel met de community? Monique stuurt appjes om zo laagdrempelig vleespakketten te verkopen. Ramona Schalkwijk liet omwonenden via crowdfunding een walnotenboom doneren met de afspraak dat de eerste x kg walnoten voor de donateur is.
– Advies: kijken bij collega’s die demobedrijf zijn, zoals (in de provincie Utrecht): Ron van Zandbrink, Ramona Schalkwijk.